Metabool syndroom (IRS)
Het metabool syndroom kent verschillende benamingen. Het wordt ook wel het insuline-resistentiesyndroom (IRS) of stofwisselingssyndroom genoemd. Een andere veelgebruikte benaming is syndroom X. Deze term is door de wetenschap in het leven geroepen, omdat nog niet alle oorzaken van het metabool syndroom bekend zijn. Het is wel duidelijk dat dit stofwisselingssyndroom het risico op hart- en vaatziekten vergroot. Momenteel komt syndroom X voor bij ongeveer 50% van de mensen met hart- en vaatziekten. De kans op sterfte door hart- en vaatziekten bij het metabool syndroom is 10% of meer.
Wat is het metabool syndroom?
Het metabool syndroom is een verzamelnaam voor een serie aandoeningen die het metabolisme ontregelen. Een ander woord voor metabolisme is de stofwisseling. De stofwisseling is het geheel van processen die plaatsvinden in de cellen van het lichaam. Het metabolisme zorgt voor het verwerken en verbranden van voedingsstoffen. Voedingsstoffen zijn de stoffen waaruit het voedsel bestaat. Deze zijn nodig om het lichaam goed te laten functioneren. Door de ontregeling kunnen voedingsstoffen niet goed worden verwerkt. Dit geeft klachten. In veel gevallen blijven de klachten echter onopgemerkt. Zo heeft ongeveer 23% van de ‘gezonde’ Nederlanders het metabool syndroom zonder dat zij het weten. Meestal komt het syndroom pas aan het licht als iemand hartklachten of diabetes heeft. De kans op hart- en vaatziekten is twee tot drie keer groter bij het metabool syndroom. Bovendien geeft het een drie tot vier keer verhoogde kans op diabetes mellitus type 2. Mogelijk zou het ook de kans op bepaalde vormen van kanker vergroten.
Symptomen metabool syndroom
De Wereldgezondheidsorganisatie is een organisatie van de Verenigde Naties. Het houdt zich bezig met het in kaart brengen en verbeteren van de gezondheid van de wereldbevolking. De wereldwijde benaming is World Health Organisation (WHO). Volgens deze organisatie is het metabool syndroom een combinatie van insulineresistentie én ten minste twee van de volgende symptomen:
- hypertensie (hoge bloeddruk);
- abdominale obesitas (vet rond de buik);
- dyslipidemie (verstoring in de vetstofwisseling).
Dit betekent dus niet dat iemand al bij één van deze symptomen het metabool syndroom heeft. Het is echter wel zo dat wanneer één symptoom zich voordoet, de kans groot is dat er ook andere symptomen zullen optreden. Dit komt omdat de verschillende symptomen namelijk nauw met elkaar samenhangen. Bovendien geldt dat hoe meer symptomen iemand heeft, hoe groter het risico voor de gezondheid wordt. Om de gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te beperken, is vroege signalering van de klachten belangrijk.
Insulineresistentie
Via de voeding krijgt het lichaam koolhydraten binnen. Koolhydraten worden ook wel suikers genoemd. Het vormt de belangrijkste brandstof voor het lichaam. Koolhydraten worden in de dunne darm afgebroken tot glucose. Voor verder verwerking wordt glucose vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel. De bloedsuikerspiegel is een term voor de hoeveelheid suiker oftewel glucose dat in het bloed aanwezig is. Het bloed vervoert glucose naar bepaalde lichaamscellen. In deze cellen wordt glucose opgeslagen of gebruikt als brandstof. Insuline is een hormoon dat door de alvleesklier wordt gemaakt. Het zorgt ervoor dat glucose in de cellen kan worden opgenomen. Hierdoor daalt uiteindelijk de bloedsuikerspiegel weer. Bij insulineresistentie reageren de cellen minder goed op de insuline. Hierdoor wordt glucose minder goed opgenomen. Dit zorgt ervoor dat het lichaam meer insuline nodig heeft om dezelfde hoeveelheid glucose in de lichaamscellen op te nemen. Deze situatie wordt hyperinsulinemie genoemd. De behoefte aan insuline wordt echter steeds groter. Tot het moment waarop de alvleesklier niet meer aan deze vraag kan voldoen. Er ontstaat dan een tekort aan insuline. Hierdoor blijft er te veel glucose in het bloed. Te veel suiker in het bloed wordt ook wel hyperglykemie of glucose-intolerantie genoemd. Langdurig te veel suiker in het bloed is slecht voor de gezondheid. Uiteindelijk kan dit leiden tot diabetes type 2. Kenmerken hiervan zijn onder andere vermoeidheid, dorst en veel plassen.
Van insulineresistentie is sprake als:
- De nuchtere glucosewaarde voor zowel mannen als vrouwen hoger of gelijk is aan 6,1 millimol per liter (mmol/l). Dit staat voor het aantal deeltjes glucose per liter bloed. Nuchter betekent dat er 8 uur voor de meting niet gegeten of gedronken is;
- Er bloedsuikerverlagende medicijnen worden gebruikt;
- Of een combinatie van beide.
Hypertensie (hoge bloeddruk)
Het hart pompt het bloed door het lichaam door bij elke hartslag de hartspieren samen te trekken en te ontspannen. Dit veroorzaakt een bepaalde druk in de binnenkant van de bloedvaten. Deze druk wordt bloeddruk genoemd. De bloeddruk is onder te verdelen in bovendruk en onderdruk. Bij het samentrekken pompt het hart het bloed de slagaders in. Hierdoor neemt de druk in de bloedvaten toe. Dit wordt bovendruk ofwel systolische druk genoemd. Bij het ontspannen van het hart neemt de druk in de bloedvaten af. Deze druk wordt onderdruk ofwel diastolische druk genoemd. Een bloeddruk van 120 boven 80 is voor gezonde volwassenen perfect. Hierbij geeft 120 de bovendruk aan en 80 de onderdruk. Voor ouderen vanaf 60 jaar is een bovendruk van 150-160 optimaal. Voor mensen met diabetes of nierziekten gelden de normaalwaarden 130 boven 80.
Een bloeddruk in rust van 140 boven 90 of hoger betekent hypertensie. Hypertensie is een ander woord voor hoge bloeddruk. Dit houdt in dat de druk in de bloedvaten hoger is dan normaal. Op termijn kan deze constante druk de wanden van de bloedvaten beschadigen. Daarbij vergroot een hoge bloeddruk het risico op slagaderverkalking. Een ander woord hiervoor is artherosclerose. Slagaderverkalking is het dichtslibben van de bloedvaten door ophoping van vetachtige stoffen (zoals cholesterol). Deze vetachtige stoffen kunnen zich tegen de beschadigde vaatwanden makkelijker afzetten. Hierdoor slibben de vaten langzaam dicht. Dichtgeslibde bloedvaten verhogen de bloeddruk. Deze vicieuze cirkel maakt het voor het hart moeilijker het bloed rond te pompen. Op langer termijn kan dit leiden tot een hartinfarct, CVA of beroerte, nierziekten of netvliesbeschadigingen. Netvliesbeschadigingen zijn beschadigingen aan het oog. Een van de eerste tekenen van hypertensie is vaak hoofdpijn. De hoofdpijn treedt met name op in de ochtend. De pijn is meestal voelbaar in het achterhoofd. Het kan in de loop van de dag toenemen. Er kunnen echter ook andere symptomen ontstaan. Voorbeelden zijn: duizeligheid, wazig zien, hartkloppingen en oorsuizen.
Van hypertensie is sprake als:
- de bloeddruk voor zowel mannen als vrouwen hoger of gelijk is aan 140 boven 90 millimeter kwik (mm Hg). Dit is een maat voor de druk die het bloed op de wanden van de bloedvaten uitoefent;
- er bloeddrukverlagende medicijnen worden gebruikt;
- of een combinatie van beide.
Dyslipidemie
Dyslipidemie is een verstoring in de vetstofwisseling. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in twee vetachtige stoffen: cholesterol en triglyceriden.
- Cholesterol: Deze stof speelt een belangrijke rol bij het vervoer van vet door het lichaam. Er zijn echter twee soorten cholesterol. Het zogenaamde goede en slechte. Het LDL cholesterol is het slechte cholesterol. Dit type zet zich af tegen vaatwanden. Langdurig hoge waardes vergroten de kans op slagaderverkalking. Hierdoor neemt de kans op hart- en vaatziekten toe. Het HDL cholesterol is het goede cholesterol. Dit type vervoert het slechte cholesterol uit het bloed naar de lever. In de lever wordt het slechte cholesterol vernietigd. Via de ontlasting verdwijnt het uit het lichaam. Dyslipidemie kan leiden tot een verhoogd cholesterolgehalte. Bij een verhoogd cholesterolgehalte is er teveel LDL cholesterol en te weinig HDL cholesterol. Hierbij speelt het vet uit de voeding een belangrijke rol. De voeding kan globaal twee soorten vetten leveren: verzadigd vet en onverzadigd vet. Verzadigd vet wordt gezien als het slechte vet. Dit vet zit veel in harde boters. Verzadigd vet heeft negatieve invloed op het cholesterolgehalte. Het zorgt ervoor dat de lever meer LDL cholesterol gaat aanmaken. Hierdoor wordt het slechte cholesterolgehalte verhoogd. Onverzadigd vet heeft echter een tegengesteld effect. Dit vet wordt dan ook gezien als het gezonde vet. Het zorgt ervoor dat het goede HDL cholesterol wordt verhoogd. Hoe hoger deze waarde, hoe beter het cholesterolgehalte wordt. Onverzadigd vet zit in bepaalde zachte, vloeibare vetten en oliën.
- Triglyceriden: Het lichaam krijgt vet met de voeding binnen. In de darm wordt vet afgebroken tot kleinere deeltjes. Een van die deeltjes zijn de triglyceriden. Deze worden ook wel vetzuren genoemd. Vanuit de darm worden deze deeltjes onder invloed van cholesterol in het bloed opgenomen. Via het bloed worden de triglyceriden naar de lever, spieren en vetweefsels vervoerd. Hier wordt het verder verwerkt tot brandstof. Vet dat niet als brandstof dient, wordt door het lichaam opgeslagen als reservevoorraad. Deze reserve wordt aangesproken op momenten dat minder energie via de voeding binnen komt. Hoe meer vet de voeding levert, hoe meer triglyceriden er in het bloed komen. Dit houdt in dat het lichaam meer cholesterol nodig heeft om de vetzuren te vervoeren. Op die manier kunnen ook de triglyceriden het cholesterolgehalte verhogen. Over het algemeen geldt hoe lager de triglyceride waarde, hoe beter.
Het metabool syndroom gaat uit van dyslipidemie bij één van de volgende kenmerken:
HDL-cholesterol | Triglyceriden | |
Mannen | < 0,9 mmol/l | ≥ 1,7 mmol/l |
Vrouwen | < 1,0 mmol/l | ≥ 1,7 mmol/l |
(Abdominale) obesitas
Bij abdominale obesitas is er sprake van een te grote middelomvang. Dit houdt in dat er vooral te veel vet rond de buik zit. In de volksmond staat dit ook wel bekend als een bierbuik of appelfiguur. Een andere benaming voor abdominale obesitas is centrale adipositas. Vet rond de buik vermindert de gevoeligheid van het lichaam voor insuline. Het vet maakt namelijk stoffen aan die de bloedsuikerspiegel nog meer kunnen verstoren. Dit vergroot de kans op insulineresistentie.
Om te bepalen over er sprake is van abdominale obesitas kan er gekeken worden naar twee waardes: de BMI en de middelomtrek.
- BMI: Dit is de afkorting van Body Mass Index. Het is een maat voor het gewicht in verhouding tot de lichaamslengte. Dit geeft een schatting van het risico op gezondheidsproblemen. Een BMI van 18,5-25 geeft een laag risico. Dit staat dan ook gelijk aan een gezond gewicht. Bij een BMI van 25-30 is er sprake van overgewicht. Dit geeft een verhoogd risico. Van een sterk verhoogd risico is sprake bij een BMI van 30 of hoger. Dit wordt ook wel obesitas genoemd.
- Middelomtrek: Deze meting geeft aan in welke mate er kans is op hart- en vaatzieken, diabetes en hoge bloeddruk. Onderstaande tabel geeft het gezondheidsrisico weer in verhouding tot de middelomtrek. Hierbij wordt de middelomtrek weergegeven in centimeters (cm).
Laag risico | Verhoogd risico | Sterk verhoogd risico | |
Vrouwen | < 80 cm | 80 – 88 cm | > 88 cm |
Mannen | < 94 cm | 94 – 102 cm | > 102 cm |
Het metabool syndroom gaat echter uit van abdominale obesitas bij één van de volgende kenmerken. In onderstaande tabel staat de middelomtrek aangegeven in centimeter (cm). De BMI staat aangegeven in kilogram per meter in het kwadraat (kg/m²).
Oorzaken metabool syndroom
Het metabool syndroom kenmerkt zich door een aantal symptomen, zoals hierboven staat beschreven. Deze symptomen kunnen verschillende oorzaken hebben. Over het algemeen ontstaan de symptomen door een combinatie van ongezond eten en drinken en te weinig bewegen. Dit vergroot de kans op een te hoog lichaamsgewicht. In veel gevallen wordt dit naast insulineresistentie als de oorzaak voor het metabool syndroom gezien. De precieze oorzaak voor het metabool syndroom is echter nog niet duidelijk. Insulineresistentie kan verschillende oorzaken hebben:
- Leeftijd: De kans op het ontwikkelen van insulineresistentie neemt toe met de leeftijd.
- Erfelijkheid: diabetes en hart- en vaatziekten kunnen in bepaalde families vaker voorkomen. Vooral bij mensen van Hindoestaans-Surinaamse afkomst. In deze families komt diabetes het meest voor. Maar ook mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst hebben een groter risico op diabetes dan autochtone Nederlanders.
- Geslacht: Bij mannen komt insulineresistentie vaker voor dan bij vrouwen.
- Leefstijlfactoren: onregelmatig dag- en nachtritme, roken, stress, weinig lichaamsbeweging, ongezonde voeding (vooral een vetrijke voeding).
Voeding en metabool syndroom
De behandeling van het metabool syndroom richt zich op de volgende aspecten:
- verlagen van de bloeddruk;
- verlagen van de bloedsuikerspiegel;
- verlagen en verbeteren van het cholesterolgehalte;
- het verliezen van lichaamsgewicht en het verminderen van de middelomtrek.
Het verliezen van lichaamsgewicht is het belangrijkste aspect. Hiermee kan de insulineresistentie worden verbeterd. Gewichtsverlies kan bereikt worden met gezonde voeding en meer lichaamsbeweging. Voor veel mensen met het metabool syndroom zal dit verandering van de leefstijl betekenen. In theorie lijkt dit misschien gemakkelijk. Toch kan het in de praktijk echter om veel motivatie en doorzettingsvermogen vragen. Vooral het volhouden van de veranderingen kost veel energie. Om die reden speelt steun vanuit de omgeving, van familie en vrienden een belangrijke rol.
Bij het metabool syndroom bestaat gezonde voeding uit:
- Een caloriebeperkt dieet: Een caloriebeperkt dieet is zinvol wanneer iemand dient af te vallen. Hiermee kan in één jaar 5 -10% van het lichaamsgewicht worden verloren. Dit vermindert de gezondheidsrisico’s aanzienlijk.
- Beperking van de ‘slechte’ koolhydraten: Er zijn twee soort koolhydraten: de goede en de slechte. De goede soort bevat vaak veel voedingsvezels. Voedingsvezels zijn goed voor de darmwerking. Voldoende vezels zorgen langer voor een vol gevoel. Een vol gevoel vermindert de eetlust. Hierdoor zal er minder worden gegeten. Dit is bevorderlijk voor het afvallen. De goede soort zijn de zogenaamde langzame koolhydraten. De glycemische index (GI) is een maat waarmee aangegeven wordt hoe snel koolhydraten vanuit de darm in het bloed worden opgenomen. Langzame koolhydraten hebben een lage GI. Dit houdt in dat het lang duurt voordat het is omgezet in suiker. Slechte koolhydraten hebben echter een hoge GI. Dit houdt in dat het zorgt voor een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel. Deze zogenaamde snelle koolhydraten zitten vaak in producten die weinig vezels bevatten. Een beperking van de slechte soort koolhydraten zorgt voor een stabielere bloedsuikerspiegel. Hierdoor is er minder insuline nodig. Dit heeft een positief effect op de insulineresistentie.
- Beperking van de ‘slechte’ vetten: Vet levert per gram meer calorieën dan een gram eiwit of koolhydraten. Om die reden kan een vetrijke voeding gemakkelijk leiden tot een te hoog gewicht. Daarom worden de slechte vetten zoveel mogelijk vermeden. Dit zijn de verzadigde en transvetten. Transvetten zijn bijproducten van het industrieel harden van vet. Harden is het omzetten van een vloeibare olie in een vast vet. Beide vetsoorten zijn slecht voor de gezondheid. Ze vergroten de kans op hart- en vaatziekten. Echter niet al het vet wordt beperkt. Het lichaam heeft ook vet nodig. Vooral de onverzadigde vetten. Deze vetten leveren essentiële vetzuren. Dit betekent dat het lichaam deze niet zelf kan maken. Essentiële vetzuren krijgt het lichaam via de voeding binnen. Het lichaam gebruikte deze vetzuren bij de aanmaak van hormonen. Hormonen zijn signaalstoffen die door klieren via de bloedbaan aan doelcellen of -organen worden afgegeven. Hormonen hebben daarmee een regelfunctie in het lichaam. Insuline is voorbeeld van een hormoon. Bekende essentiële onverzadigde vetzuren zijn omega 3 en omega 6.
- Eiwitrijk: Een eiwitrijke voeding bestaat hoofdzakelijk uit eiwitten. Eiwit wordt in het lichaam vooral gebruikt als bouwstof. Het vormt een belangrijk onderdeel van de spieren, organen, zenuwen, botten en het bloed. In sommige gevallen kan eiwit ook als brandstof dienen. Bijvoorbeeld als het lichaam langdurig onvoldoende koolhydraten en vetten heeft binnengekregen. Normaal gesproken worden deze voedingsstoffen als brandstof gebruikt. Echter bij een beperking van de slechte vetten en koolhydraten kan er een tekort aan brandstof optreden. Om die reden schakelt het lichaam eerst over op de verbranding van de vetvoorraad. Dit ondersteunt het afvallen doordat het leidt tot gewichtsverlies. Op den duur raakt ook deze voorraad op. Het gevolg is dat het lichaam spiermassa gaat afbreken. Spierweefsel verbruikt calorieën. Dit in tegenstelling tot vetweefsel. Om die reden is spierafbraak bij afvallen niet gewenst. Een eiwitrijke voeding kan dit voorkomen. Daarbij zorgen eiwitten ook sneller voor een verzadigd (vol) gevoel dan vetten en koolhydraten. Vooral eiwit uit dierlijke producten zorgen voor verzadiging. Deze eiwitten zijn voor het lichaam moeilijker te verteren. Hierdoor blijft het langer in de maag. Een volle maag zorgt ervoor dat mensen over het algemeen minder eten. Dit maakt een dieet voor sommige mensen makkelijker vol te houden.
- Zoutbeperking: Zout vervult in het lichaam diverse functies. Het speelt een belangrijke rol bij het regelen van de vochtbalans. Het vocht transporteert voedingsstoffen. Daarnaast is zout betrokken bij de prikkeling van zenuwen en het samentrekken van spieren. Zout bestaat uit natrium en chloride. Dit zijn beide mineralen. Te veel zout werkt echter bloeddruk verhogend. Eigenlijk is het vooral het natrium in het zout dat de bloeddruk doet stijgen. Om die reden kan het eten van minder zout de hypertensie (hoge bloeddruk) verlagen. Dit kan met behulp van een natriumbeperkt dieet. Dit dieet houdt in dat de voeding per dag niet meer dan 2.400 milligram natrium bevat. 1 milligram is 0,001 gram.
- Vitamine D: Vitamine D zorgt voor sterke botten en tanden. Daarnaast is het belangrijk bij het in stand houden van de weerstand. Een goede weerstand beschermt het lichaam tegen ziekten en infecties. Vitamine D wordt onder invloed van zonlicht in de huid aangemaakt. Er zijn ook enkele voedingsmiddelen die vitamine D leveren. Een tekort aan deze vitamine kan leiden tot een verminderde aanmaak van insuline. Dit vergroot de kans op glucose-intolerantie, diabetes type 2 en het metabool syndroom. Dat blijkt uit recent wetenschappelijke onderzoeken.
Daarnaast kan de arts medicijnen voorschreven. Er zijn speciale medicijnen die de bloeddruk, het cholesterolgehalte en/of de bloedsuikerspiegel verlagen. Daarnaast zijn er medicijnen die kunnen bijdragen aan het verliezen van het gewicht.
Onderzoek metabool syndroom
- Onderzoek laat zien dat gewichtsverlies en meer beweging de gevoeligheid voor insuline verbetert. Daarnaast is een verhoging van de lichamelijke activiteit goed voor de bloeddruk en het HDL cholesterol.
- De combinatie van een koolhydraatrijke en vetarme voeding draagt bij aan het gewichtsverlies en gewichtsbehoud. Hierbij heeft het geen nadelig effect op de bloedglucosewaardes en de dyslipidemie. Dat blijkt uit Europees onderzoek.
- Er zijn aanwijzingen dat het metabool syndroom een relatie kan hebben met depressiviteit. Vermoedelijk komt doordat het syndroom de hormoonbalans verstoort.
- Mensen die elke dag een blikje light frisdrank drinken, hebben 34% meer kans op het metabool syndroom. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek. Het risico op het metabool syndroom blijkt ook toe te nemen als mensen in de puberteit vroeg zijn begonnen met het drinken van alcohol.
- Magnesium is een mineraal. Mineralen zijn stoffen uit de voeding die het lichaam nodig heeft. Magnesium kent in het lichaam verschillende functies. Het is onder andere van belang bij verschillende processen in het lichaam, zoals bij de regeling van de glucosestofwisseling. Om die reden zijn er aanwijzingen dat magnesium helpt om de bloeddruk, het cholesterolgehalte en de bloedsuikerspiegel op peil te houden. Bij mensen die regelmatig magnesium inname daalde het risico op het metabool syndroom met 64%. Dit in vergelijking met mensen die het minste magnesium innamen. Verder onderzoek is echter nodig om de resultaten te bevestigen.
- Steeds meer kinderen hebben overgewicht. Dit kan de kans op het vroegtijdig ontwikkelen van het metabool syndroom vergroten. Erfelijkheid speelt een belangrijke rol. Er zijn kinderen waarbij diabetes type 2 of hart- en vaatziekten veel in hun familie voorkomt. In dat geval is het extra belangrijk een gezond leefstijl aan te leren. Onvoldoende beweging en ongezonde voeding vergroten de kans op het syndroom. In Amerika heeft al bijna 5% van de jong volwassenen het syndroom. Aangenomen wordt dat dit percentage snel kan stijgen tot 20%.
Externe informatie metabool syndroom of producten
We zijn extern onderstaande boeken, betreffende het metabool syndroom, voor u tegengekomen:
- The Globe’s Best Diet, The Metabolic Syndrome Cure. Auteur Raymond Adamcik MD, Engels, 204 pagina’s.
- Metabolic Syndrome and Complications of Pregnancy: The Potential Preventive Role of Nutrition. Auteur Enrico Ferrazzi, Engels, 140 pagina’s. The potential preventive role of nutrition.
- Understanding Metabolic Syndrome. Engels. Helps enhance understanding of the body or illness. This book is suitable for healthcare professions, patients, students, educators and parents.
- The Metabolic Syndrome Program, e-BOOK. Auteur Karlene Karst, Engels, 272 pagina’s. Outlining the seriousness of obesity and insulin resistance, and their ensuing complications, while providing a nutrition and lifestyle action plan to help you get back to the basics of good health.
- Heart Support is een unieke samenstelling voor hart en vaten, omdat het niet één bijzondere stof zoals rode gist rijst bevat, maar een breeds scala aan dat soort stoffen, zoals Q10, kaneel, granaatappel, gymnema sylvestre en nog veel meer, die tezamen een completere functionaliteit voor je hart en bloedvaten verzorgen. De ingrediënten zijn van hoogwaardige kwaliteit en optimaal gedoseerd.
Disclaimer voedingsdoelen
DietCetera geeft u met bovenstaande tekst slechts algemene informatie. Wij hebben deze tekst niet gericht op individuele personen en omstandigheden. Vanzelfsprekend hebben we wel getracht deze informatie zo duidelijk en correct mogelijk te omschrijven. U blijft echter zelf verantwoordelijk voor uw eigen keuzes en interpretaties. Mocht u specifieke vragen of problemen hebben dan adviseren we u contact op te nemen met uw (huis)arts, diëtist of andere deskundigen. DietCetera is niet aansprakelijk voor eventuele schade ten gevolge van het onjuist interpreteren van deze tekst.